Schrijf eenvoudig, maar met bezieling
Gebruik zo min mogelijk moeilijke woorden. Blijf dicht bij spreektaal. Vrijwel niemand gebruikt in een gesprek woorden als ‘reeds’, ‘middels’ of ‘dientengevolge’. Dat doe je in je geschreven teksten dus ook niet. Maar onthoud: simpel is niet hetzelfde als saai. Je mag best eens een leuke metafoor gebruiken of een verrassend bijvoeglijk naamwoord kiezen. Zolang je lezers maar niet verdwalen in jouw zinsconstructies en beeldspraak.
Houd het kort
Kun je een zin korter maken? Doe dat dan. Probeer een maximale zinslengte van veertien woorden aan te houden. Wissel de zinslengte af. Wees niet bang voor het gebruik van zeer korte zinnen. Probeer ritme aan te brengen. Aan elke twee langere zinnen verbind je een korte. Kijk ook kritisch naar lange zinnen. Kun je ze toch niet opsplitsen?
Voorbeeld van korte en lange zinnen in een alinea:
Wie dat zegt, moet wat in huis hebben. En dat hebben we. Met Loket worden hr en salaris een goed geregelde bijzaak. Door te verenigen en te verbinden creëert Wissenraet tastbare veranderingen en blijvende maatschappelijke impact.
Vermijd afkortingen
Beperk het tot de noodzakelijke afkortingen. Gaat de lezer de afkorting in zijn of haar hoofd omzetten in woorden, dan kun jij dat beter alvast doen. Schrijf deze bijvoorbeeld uit: m.b.t., t.g.v., i.o.v., o.a. en n.a.v. Leest een stuk fijner.
Rustig aan met Engels
Woorden en zinnen als ‘tools’ en ‘En op ons Powerhouse-event delen ondernemers hun verhalen, successen en uitdagingen ter inspiratie’, zijn prima, maar don’t vermeng Engels too much met Nederlands. Beperk het gebruik van Engelse woorden door voor het Nederlandse alternatief te gaan als dat de lading net zo goed dekt.
Schrijf positief
We beloven klanten mkb’ers toegang krijgen tot dezelfde kennis, slagkracht en buitenkansjes als grote bedrijven wanneer ze werken met Van Spaendonck. En we zijn ervan overtuigd dat we die belofte waarmaken. Zorg dat je teksten daarom ook een positief gevoel geven. Dat zit ‘m óók in woorden met een negatieve lading vermijden, zoals ‘niet’, ‘nooit’, ‘geen’ en ‘maar’. Als je twee keer nadenkt voor je die kiest, maak je jouw teksten veel positiever en activerender. Gebruik ook geen dubbele ontkenningen. Een zin met een dubbele ontkenning is lastig te begrijpen.
Lekker actief!
Vermijd passieve zinnen met ‘worden’, ‘gaan’, ‘zullen’, ‘willen’ en ‘zijn’. Dan ben je duidelijk en persoonlijk én voorkom je wolligheid. Want actieve zinnen maken je tekst korter en … actiever. Dat wil je.
Zo wel: ‘We nemen snel contact met je op.’
Zo niet: ‘We zullen spoedig contact met je opnemen.’